Huwelijk

 

Het huwelijk gold als door God ingesteld, bedoeld voor de voortplanting en de opvoeding van kinderen in de katholieke geest. In principe mochten katholieken niet aan geboortebeperking doen; voorbehoedsmiddelen waren uit den boze. Echtparen werden door de kerk gestimuleerd om grote gezinnen te stichten. Hoewel lang niet iedereen op dit punt de kerk gehoorzaamde, waren Nederlandse katholieke gezinnen lange tijd de grootste in West-Europa. Met name op het platteland kwamen grote gezinnen veel voor.

Alleen binnen het huwelijk mocht aan seks gedaan worden, voor het huwelijk met elkaar naar bed gaan was uit den boze. Raakte een meisje toch zwanger voordat ze gehuwd was, dan moest ze trouwen: in de volksmond werd dat een ‘moetje’ genoemd: een schande voor de familie, Gereformeerden die wegens zwangerschap moesten trouwen, bekenden in de kerk in het openbaar schuld.

Men stuurde het zwangere meisje naar een familielid buiten de stad (liefst het platteland) en als reden gaf men een zwakke gezondheid op, herstellen van een ziekte, et cetera.

Een ongehuwde vrouw die geslachtsgemeenschap had gehad met een man, werd als 'gevallen' vrouw bestempeld. Als uit haar 'hoerige en onzedelijke' gedrag een kind voortkwam, dan was dat, aldus de heersende morele opvattingen, haar 'verdiende loon'. Het dubbele aan deze opvattingen was gelegen in het feit dat een man niets kwalijk werd genomen. Weinig werd er bij stilgestaan dat er ook vrouwen waren die door een man gedwongen werden om seksueel verkeer te hebben, laat staan dat erover verkrachting binnen het huwelijk werd nagedacht en gesproken.

 

 

Aanvankelijk werd ongehuwd moederschap als zondig beschouwd. Halverwege de jaren vijftig kwam, boven op het morele oordeel ook een wetenschappelijk oordeel. Ongehuwd moederschap was schandelijk, maar zou ook schadelijk zijn. De ongehuwde moeder zou haar kind geestelijk noch materieel veel te bieden hebben. Er werd bij de moeders sterk op aangedrongen afstand te doen van hun baby. Er bestonden verschillende katholieke tehuizen voor ongehuwde moeders. De opvang was als tijdelijk bedoeld. De vrouwen konden drie maanden voor de geboorte komen en tot minstens drie maanden daarna blijven. Dan konden ze in die tijd bepalen of ze zelf voor hun kindje wilden zorgen.

Als ze het wilden afstaan waren er met verschillende instanties, de sociale dienst, de Fiom, enzovoorts mogelijk. Maar de meisjes  konden ook langer blijven als het nodig was, dan werd er voor een kamer gezorgd en kon het kind nog een tijd in het tehuis blijven.

Sommige vrouwen wilden het kind wel houden maar waren niet welkom bij hun ouders. “Daarvoor werd een aparte huiskamer voor werkende moeders geopend met een eigen leidster, zodat de moeders die dichtbij op kamers woonden, daar hun kind opzoeken.

Deze moeders gingen overdag werken en konden ’s morgens, ’s avonds en op zondag voor hun eigen kind zorgen. Na 1965 werd het ongehuwd moederschap meer geaccepteerd in de samenleving.

 

Na de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland en Vlaanderen meer getrouwd en de huwelijksleeftijd ging omlaag. In Amerika was in 1959 bijna de helft van alle meisjes van 19 getrouwd en 70 procent van de 24-jarigen. Ook mannen trouwden vaker en jonger. De jaren vijftig en (begin) jaren zestig waren de 'gouden tijd' van het huwelijk in Europa en de Verenigde Staten. Tegelijkertijd daalde het aantal echtscheidingen, stegen het geboortecijfer en de levensverwachting, waardoor huwelijken (veel) langer duurden dan vroeger.

 

Een bruidstoet voor welgestelde burgers : links de bruidsmeisjes en rechts de heren in hun beste (zwarte) pak. De jaren vijftig waren een unieke en korte periode die later gezien werd als de tijd van het 'traditionele' huwelijk.

 

Naar het gemeente- of stadhuis voor het eerste "ja-woord" van het paar. Na de huwelijksvoltrekking werd een akte opmaakt, welke werd ondertekend door de echtgenoten, de getuigen en de ambtenaar van de burgerlijke stand.

 

Bijna iedereen, Katholiek of Protestant trouwde "voor de kerk". Maar het was toen nog steeds de tijd van economische afhankelijkheid en wettelijke ondergeschiktheid van vrouwen aan hun echtgenoot. En een tijd waarin huiselijk geweld nog niet erg serieus genomen werd.

 

 

Adoptie

In de loop van de twintigste eeuw werd adoptie in de meeste landen wettelijk geregeld, in Nederland als een van de laatste in Europa in 1956. Adoptie werd vanaf toen als kinderbeschermingsmaatregel juridisch  geformaliseerd.

 

 

                                              Abortus

Het plegen van abortus was illegaal. Er waren veel artsen die niet over de juiste instrumenten en kennis beschikten om verantwoord te werk te gaan. Dit leidde vaak tot complicaties, zoals blijvende onvruchtbaarheid en sterfte van de vrouwen. Rijke vrouwen hadden de mogelijkheid om naar goede artsen te gaan. Die voerden abortus ook in het geheim uit. Doordat abortus nog niet algemeen geaccepteerd was waren er nog geen goede medische technieken ontwikkeld. Hierdoor bleef het beëindigen van een zwangerschap een zware ingreep. Hoewel abortus illegaal was wordt geschat dat in de jaren 50-70 enkele tienduizenden abortussen per jaar plaatsvonden. Het duurde nog jaren voordat abortus onder bepaalde voorwaarden officieel werd toegestaan. Eind 1984 trad de Nederlandse abortuswet in Nederland in werking. In de 'Wet afbreking zwangerschap (WAZ)', zoals de naam van de abortuswet officieel luidt, werd vastgesteld dat de behandeling alleen door een geneeskundige mag worden verricht in een ziekenhuis of kliniek met een speciale vergunning. Daarnaast moeten vrouwen die een abortus willen laten uitvoeren vijf dagen bedenktijd in acht nemen. De toegestane termijn voor abortus is 24 weken vanaf de bevruchting. De Nederlandse artsen houden meestal een termijn van 22 weken aan zodat ze zeker binnen de vastgestelde termijn blijven. 

 

Vroeger wanneer een vrouw ongewenst zwanger was, was zij in de meeste gevallen genoodzaakt het kind te baren. Behalve als de vrouw iemand wist die de foetus "wegmaakte". Abortus heeft altijd bestaan, ook vroeger. Er zijn altijd redenen geweest voor vrouwen om een eind te maken aan hun zwangerschap, zoals buitenechtelijke relaties, zwangerschap op zeer jonge leeftijd of voor het huwelijk, een slechte lichamelijke gezondheid, etc. Zwangerschap was voorheen ook veel moeilijker te voorkomen door het ontbreken van goede anticonceptiemiddelen en het taboe op het gebruik van deze middelen. Bovendien moest de vrouw volgens de heersende moraal haar zwangerschap altijd uitdragen. Abortus vond vaak plaats in de illegale sfeer. Vrouwen namen hun toevlucht tot primitieve en gevaarlijke middelen, zoals het gebruik van breinaalden en zeepsop. Illegale aborteurs beschikten niet over de juiste instrumenten en hadden niet de kennis om medisch verantwoord te werken. Deze situatie leidde vaak tot complicaties, blijvende onvruchtbaarheid en soms sterfte van de vrouw. Rijke vrouwen konden het zich veroorloven om hun toevlucht te nemen tot artsen, die in het geheim abortussen uitvoerden. Arme vrouwen waren aangewezen op de sjoemelaars, die engeltjesmakers werden genoemd. Door het taboe op abortus stond de ontwikkeling van goede medische technieken nagenoeg stil, waardoor het beëindigen van de zwangerschap een zware ingreep bleef.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb